“We moeten er écht ons best voor doen en je laat het niet vaak zien, maar áls je dan lacht, dan smelten we helemaal!” Een aantal maanden geleden las ik met verbazing deze zin in het schriftje van het kinderdagverblijf van onze jongste zoon T. Wat gek. Bij ons lacht hij eigenlijk de hele dag. Ergens begint mijn moederhart te bloeden. Stiekem wist ik het. Natuurlijk wist ik het.
Life is what happens to you…
Ik ben echter te druk met dat wat Lennon noemt ‘dat wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt.’ Werk, twee kinderen, het leven, chronisch slaapgebrek. Het voelt erg veel en erg druk. En dat maakt minder attent. Ergens ben ik me bewust van een constante pingpongwedstrijd tussen mijn hart en mijn hoofd. Ik geniet zo van de praktijk, ik krijg enorm veel energie van de gesprekken vol begrip en herkenning, ik voel me heerlijk als ik cliënten zie groeien. Het past, het is precies goed. Echt.
Na een dag coachen haal ik onze kinderen op van de opvang. Hoe het ging? “Allebei erg vrolijk, maar ze hebben niet zo goed gegeten en eigenlijk niet geslapen. Maar heel gezellig hoor!” Dat hoor ik meestal. De oudste is nu bijna 4 en redt zich steeds beter. De jongste nog niet. Zodra we (letterlijk) de drempel van ons huis overgaan, stort hij in. Hij is thuis. Hij kan ontspannen. Hij kan zich laten gaan. Eten? Nee, dat gaat niet meer lukken. Even lekker knuffelen en dan naar bed. Hij is kapot. Hij is 1 jaar en kapot. Na een uurtje of vijf wordt hij waarschijnlijk wakker. De eerste vermoeidheid eruit geslapen, maar wakker van de honger. Na een fles slaapt hij misschien wel weer rustig verder. Maar misschien ook niet. De onrust zit dan nog in zijn lijf. Hij heeft ons nodig, maar kan eigenlijk alleen in zijn bedje goed slapen. Een lastig dilemma, voor ons alledrie. Keer op keer.
…while you’re busy making other plans
Op een dag hebben manlief en ik allebei afspraken op het werk die niet verzet kunnen worden. ‘s Nachts was T. erg onrustig en met een dubbel gevoel brengen we de broertjes naar de opvang. We kijken het aan. De leidster van het kinderdagverblijf belt me rond 10 uur. T heeft weer hoge koorts en moet opgehaald worden. Hij is zo vaak ziek, de schat. Een enkele keer is de oorzaak duidelijk, maar vaker tasten we volledig in het duister. Een jaar lang onderzoeken in een kinderziekenhuis bracht ook geen antwoorden.
Waarom ook alweer?
Mijn kleine liefje ziek. Een zwaar gevoel overvalt me. Waar ben ik nou eigenlijk mee bezig? Hoezo zijn mijn cliënten zo belangrijk dat ik die eigenlijk niet wil afzeggen om voor mijn eigen kind te zorgen? Mijn eigen kind die me overduidelijk zo nodig heeft?
Ik besluit mijn afspraken te annuleren en ga snel mijn liefste kleine zoon ophalen. Thuis knuffelen we lang op de bank, hij krijgt wat fruit en iets te drinken en we gaan lekker slapen. Als ik wakker word, is het me opeens duidelijk. Dit is niet de bedoeling. Dit is niet mijn droom. Niet mijn ambitie. Ik neem het besluit om 2 dagen minder te gaan werken. Punt. Rust in de tent. Voor hem, maar stiekem ook voor mij.
‘s Avonds overleg ik het met mijn man. In eerste instantie is hij sceptisch en denkt dat het opwelling is, geboren uit zorgen en vermoeidheid. Na mijn kort betoog kan hij echter niet anders dan het met me eens zijn. En zo geschiedde het. Nog geen twee maanden later gaan de kinderen voor het laatst naar het kinderdagverblijf en ben ik in plaats van een werkende moeder, een moeder die soms werkt.
Dit voelt goed. Dit is de bedoeling.
Edit 2016: Ondertussen zijn we ruim 3 maanden verder en het gaat goed met ons. T is aanzienlijk fitter, eet en slaapt goed, is nauwelijks ziek en zit lekker in zijn vel. En ik? Ik geniet enorm van de nieuwe balans die voor het eerst in jaren in balans voelt..
Edit 2019: Beide jongens gaan nu naar school en maken het erg goed. En ik? Ik heb 5 dagen per week alle aandacht perfect verdeeld tussen mijn praktijk en mijn gezin. Eind goed, al goed.