Je bent net vier jaar. Een lief jongetje, type ‘kat uit de boom kijkend’. Als je langzaam de ruimte binnenloopt, valt je oog op een lieve dame die je enthousiast begroet. Je zucht eens diep, lacht een klein lachje en geeft haar een hand. Misschien komt het dan toch nog goed..
Eerste schooldag
De keer dat je voor het eerst naar school gaat, is wel een momentje. Weg van alles en iedereen dat vertrouwd is en een sprong in een ongevraagd diepe. De ontmoeting met je lieve juf Esther, brengt grote opluchting. Dit is een goeie, deze begrijp je, deze begrijpt jou, je bent ok, je bent veilig. Het is goed.
Zoeken
De eerste weken is het echt zoeken voor je. Je bent erg nieuwsgierig en vindt het op school erg interessant. Je wilt heel graag leren. Langzaam maar zeker bouw je vriendschappen op. Het gaat goed met je. Op een dag krijgen wij te horen dat je vandaag voor het eerst ondeugend was, Esther vertelt het ons stralend. Ze begrijpt je helemaal en ziet dat dit een teken is dat je je thuis voelt. Wederom sluiten wij haar in ons hart. Wat een feest is deze leerkracht en wat boffen we dat we haar hebben getroffen.
Een jaar later. Juf Esther heeft een ongeluk gehad. Ze maakt het gelukkig goed, maar kan een aantal maanden niet werken. In het begin is er veel onduidelijkheid over wat er aan de hand is en de communicatie vanuit school laat helaas te wensen over. Jij en je klasgenootjes worden verspreid over de andere klassen. Je wereld stort helemaal in. Je mist je lieve juf, je mist je klasgenootjes, je mist houvast. Van de regelmaat waar je net aan gewend was en die je zo nodig hebt, is niets meer over. Je tijdelijke juf en jij lijken elkaar helaas niet echt te liggen en je oogt verloren als je in de klas bent.
Verdwaald
Ook thuis gedraag je je anders. Je bent niet jezelf. ’s Nachts zoek je vaker ons bed op, je lijkt ons harder nodig te hebben, je knuffelt meer dan anders. Je bent vaker uit je hum, bozig of zelfs ronduit hysterisch. Deze kant kennen we, maar op deze schaal is hij niet eerder zichtbaar geweest. Ik wijt het zonder twijfel aan de situatie op school. Je vertelt dat je het zo jammer vindt dat juf Esther er niet is en je maakt een mooie tekening die we opsturen. Met veel precisie en aandacht schrijf je je naam op de tekening. Verder proberen we er vooral niet een te groot drama van te maken en het met rust te laten.
Weerstand
Sommige dagen gaat het goed. Onderga je het, soms in stilte, soms zelfs enthousiast. Meestal begint de dag echter verdrietig en in weerstand. Je wilt niet naar school. Je wilt echt niet naar school. Vandaag is zo’n dag. Je gilt het uit, je wilt thuis blijven. Je bent ontroostbaar en zeer aanhoudend. Toch ga je. Later hoor ik van manlief dat je echt je best deed om je plekje in de klas te vinden, maar dat dit gepaard ging met een traan op je wang. Je deed echt je best dapper te zijn, maar een onhandige opmerking van de juf deed je hulpeloos naar je vader kijken.
Wat ben je opeens weer klein op deze momenten. Je bent nog maar vier jaar en je moet al zoveel.
Ik kan niet anders dan er de hele dag aan denken. Waarom was het ook alweer dat kinderen met vier jaar naar school moeten? Waarom is het ook alweer goed om kinderen weerbaar te maken? Belangrijk om ze te leren dat dit er nou eenmaal bij hoort? Dat ze daar hard van worden? Het zal best zo zijn dat het hem vormt als hij dit doorstaat. Het zal best zo zijn dat het niet altijd leuk hoeft te zijn. En dat hij er niets van krijgt als het even tegen zit. Vast.
Heel eerlijk? Ik kom er niet uit. Ik weet het niet. Of eigenlijk weet ik het wel. Onze zoon reageert waarschijnlijk gevoeliger op dit soort veranderingen dan gemiddeld. Ik begrijp dat school wellicht om die reden minder communiceert dan wij prettig zouden vinden en dat is ok. En ja, hij moet met dit soort dingen leren omgaan. Maar moet dat nu?
Even rust
Mijn besluit staat vast. Ik hou hem morgen lekker een dagje thuis. Hij is vier en hij mag zich veilig voelen. Altijd. Als dit op school even niet lukt, mag hij gewoon thuis zijn. Juist omdat anderen deze reactie minder (lijken te) begrijpen, is het aan ons -zijn ouders- om voor hem te staan. Om hem te beschermen. Om hem dat nare gevoel van verloren zijn te besparen. Dat mogen wij, sterker nog, dat is onze taak als ouders. Hij mag zich fijn voelen. Hij is vier. School loopt niet weg.