Anderhalf jaar geleden overleed mijn vader. Hij en ik hadden sinds een paar jaar geen contact meer. Er was heel veel gebeurd, nog veel meer niet gebeurd en de afstand was op een gegeven moment -letterlijk en figuurlijk- niet meer te overbruggen.
Vlak voor zijn overlijden kwam hij naar Nederland. Wellicht in de hoop op behandeling (hij was erg ziek), wellicht omdat hij toch in Nederland wilde sterven. Ik heb het hem nooit kunnen vragen, het ging erg snel en deze en andere vragen leken niet meer relevant in de context.

Afscheid
De begrafenis was een zeer vreemde gewaarwording voor me. Ik was verwonderd over het hoge aantal mensen dat hem vaarwel kwam zeggen. Ik was verward door het gevoel dat ik had er niet helemaal bij te horen. Ik was verbaasd over de gekozen teksten en muziek, waar ik mijn vader niet of nauwelijks in herkende. Kortom, het was geen passend afscheid voor mij. Het voelde vooral koud.

Sinds die dag in januari 2018 was ik er niet meer geweest. Op de begraafplaats bedoel ik. Er waren praktische bezwaren, maar vooral smoesjes om er niet heen te gaan. Ik was erg bang dat het een verwaarloosd graf zonder steen zou blijken te zijn. Deze confrontatie ging ik liever uit de weg.

Confrontatie
Afgelopen weekend waren we bij lieve vrienden. Een van hen vroeg of ik sinds de begrafenis nog naar het graf van mijn vader was geweest. Ik hoorde mezelf automatisch antwoord geven, dat het er niet van kwam, dat het zo ver weg is. Het enige echte antwoord was dat ik er al een tijdje niet meer aan had gedacht om erheen te gaan. Au.

Het spijt me dat het is zoals het is. Ik vind het verdrietig dat het is gegaan zoals het is gegaan. Ik voel me niet meer schuldig. En toch…

Twee dagen na het etentje was ik in het dorp waar hij begraven ligt. Mijn moeder woont er en mijn kinderen en ik gingen op bezoek. Ik besloot dat vandaag de dag was en ging er heen.

Een begraafplaats 
Niet echt een mooie.  Ik vond het graf vrij snel en tot mijn grote opluchting lag het er netjes bij. Een kleine steen met zijn naam en ‘Rust in vrede.’ Ook waren er planten geplaatst en deze werden goed verzorgd. Dat vond ik heel fijn. Ik gaf mijn vader in gedachten een kus en we liepen weer terug naar de auto.

Eenmaal onderweg naar het huis van mijn moeder zei mijn jongste van 5 dat hij het jammer vond dat hij het hoofd van opa Poef (zo noemden zij hem) niet had gezien. Ik dacht dat hij een foto bedoelde en antwoordde dat sommige graven een foto hadden van de persoon en dat dat inderdaad heel fijn kon zijn. “Dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat ze hem toch ook wel bovenop de steen hadden kunnen leggen, dan had ik hem tenminste nog kunnen zien!”

Kinderlijke troost
Tja, dat is een mooie gedachte. Mijn oudste (7) begrijpt ondertussen waarom dit geen optie is en probeert het zijn broertje uit te leggen. Compleet tevergeefs en er ontvouwt zich een zeer grappig gesprekje over vogelpoep op zijn hoofd en dat opa Poef dat vast niet fijn zou vinden. Hilariteit alom.

Voor mij was het precies wat ik nodig had op dat moment. Eerst mocht ik voelen hoe het inderdaad ontzettend jammer is dat wij zijn hoofd nooit meer zullen zien. Vervolgens heel even de nare realisatie dat er nu niets meer van zijn lichaam over is. Tot slot de liefdevolle onschuld van een kind over de dood en het graf van zijn opa waarmee hij zich niet meer kan verbinden.

Het is goed.

Vergelijkbare berichten